Renkum Bokkedijk Dorpsstraat RK kerkje Prentbriefkaart Uitgave A Noppen 1922 Collectie Jan Bos
, ,

VAN SCHUILKERK NAAR PAROCHIEKERK

Artikel in Echo’s van zes dorpen 2006.9.1,

door H.C. Wildeman – van Schijndel

VAN SCHUILKERK NAAR PAROCHIEKERK

H.C. Wildeman – van Schijndel

Ten gevolge van de komst van de reformatie kwam, omstreeks 1580, de parochiekerk van Renkum in protestantse handen en werden de kerkelijke diensten gestaakt. Dit betekende niet, dat de katholieken van Renkum van alle godsdienstoefeningen verstoken bleven. Wel was dat dikwijls heel erg moeilijk, want in 1582 werd door het Hof van Gelre bepaald, dat de niet-katholieke godsdienst de enige gedulde vorm van eredienst was. In 1587 werd het opdragen van de Heilige Mis, het toedienen van het Heilig Doopsel op katholieke wijze en de assistentie bij het sacrament van het huwelijk verboden (1). Het waren dan de ondergedoken priesters, die met gevaar voor eigen leven alles trotseerden en bij nacht en ontij, dikwijls vermomd als boer of marskramer, onvermoeid rondtrokken, om in stallen en schuren de Eucharistie te vieren en de sacramenten te bedienen.

Omstreeks 1651 scheen men niet meer zo streng de hand te houden aan de plakkaten, want in dat jaar vestigde zich in de kapel van kasteel Grunsfoort, eigendom van en bewoond door Sandrina van Stepraedt, weduwe van Anthonie van Lijnden, een priester. Deze huiskapelaan, Dirk Jacobsz van der Horst, oefende van daaruit, tussen 1651-1656, de zielzorg uit onder de katholieken van Renkum en omgeving. Als zijn opvolgers worden genoemd Franciscus Beltjes, Jezuïet (kloosterorde), Gerard de Bruijn en Philipus Tuchscheer (Doekscheerder).

Zo werd Grunsfoort een middelpunt van katholieke zielzorg in de diaspora (tussen andersdenkenden verstrooid wonende leden van een kerkgenootschap). Uit de wijde omgeving kwamen daar de katholieken samen om er de heilige geheimen te vieren en de sacramenten te ontvangen. Daaraan herinnert ons nog het Papenpad, waarlangs onze voorouders toen “ter kerke” zijn gegaan.

Dit was het begin van de statie Grunsfoort-Renkum-Wageningen. Deze statie heeft een eigenaardige geschiedenis.

Toen Grunsfoort als middelpunt van de katholieke zielzorg verdween, gaf de toenmalige pastoor Graes de voorkeur aan Renkum als standplaats. Het werd dus statie Renkum-Wageningen. Zijn opvolger voelde meer voor Wageningen en sindsdien werd het statie Wageningen-Renkum (2). In die tijd werd de standplaats van een priester statie genoemd.

Grunsfoort kwam in 1726 in handen van de niet-katholieke familie Goltstein. Het valt niet met zekerheid te zeggen, hoelang de pastoor nog op Grunsfoort is blijven wonen en wanneer het schuurkerkje achter de brouwerij annex herberg “De Vergulden Bock” aan de zuidzijde van de Utrechtseweg werd ingericht.

In 1729 begon de statie Wageningen-Renkum. De pastoor woonde in 1730 te Wageningen en bediende van daaruit de katholieken van Renkum.

Als in 1763 de burgemeester van Wageningen protesteert tegen de uitoefening van de R.K. Godsdienst, dan is daarbij ook sprake van “den Roomse kerk, die eertijds op den huize Grunsfoort geweest is. tot voor enige jaren, toentertijd een paaps heer toebehorende; is hetzelfde, die nu te Renkum in den Bok verplaatst is” (3).

Verder op nevenstaande afbeelding:

No. 131: Hervormde Kerk van Renkum.

No. 168: Oude Kosterij van Renkum; bouwland.

No. 175: Huis en erf van brouwer Willem Offenberg

No. 176: Erf en kerk van de ‘Roomse Gemeente’; met het recht van opstal.

No. 177: Tuin van Willem Offenberg.

Tenslotte schreef Pastoor Graes in het begin van zijn trouwboek over een huwelijk “in facie Ecclesiae”; velen menen hierin een aanwijzing te mogen zien, dat Renkum reeds toen (omstreeks 1729) een eigen kerkje (schuilkerk) had. Hierbij valt echter op te merken, dat de term “in facie Ecclesiae” in trouwboeken betekent: ten overstaan van de Kerk (d.i. voor de pastoor en twee getuigen).

Het kleine kerkje, waarvan hier sprake is, stond er nog ten tijde van pastoor Taabe en werd in de Gelderse Volksalmanak van 1867 beschreven als “een klein onaanzienlijk bouwvallig kerkje achter het voormalige logement ‘den Vergulden Bok’ ” (4). Dit hoeft niemand te verwonderen, want het kerkje lag even laag als het omringende land. Wanneer de Rijn buiten haar oevers trad, stond het water in het kerkgebouw, zodat de banken op drift raakten. De toestand was onhoudbaar, er moest hoognodig een nieuw Godshuis komen.

Krachtig bijgestaan door de Heer W. Offenberg. kerkmeester, die gehuwd was met een lid van de familie Staring, ging pastoor Taabe aan het werk.

Op 16 juni 1836 werd een request (verzoekschrift) van het kerkbestuur van de bijkerk Renkum gezonden aan hoofdingenieur Ferrand van Waterstaat (per Koninklijk Besluit van 16 augustus 1824 raakte Waterstaat betrokken bij de kerkenbouw in ons land), waarin werd verzocht om subsidie voor de bouw van een nieuwe bijkerk te Renkum. Men stelde dat “deze gemeente in het bezit is eener kerk zoo ellendig, zoo bouwvallig en ondoelmatig dat niet ligt een tweede dergelijke hier te lande zal aan te wijzen zijn Dat het voldoende zal zijn te doen opmerken, dat dit kerkgebouw, oorspronkelijk een boerenschuur, zeer laag is gesitueerd achter een koestal en daarbij bevindende mestfaal ” (5). Verder stelde men dat nieuwbouw op een watervrije plaats gewenst was. Dat men wegens geldgebrek echt subsidie nodig had, en dat Renkum vóór alle andere staties geholpen diende te worden.

Op 5 november 1836 berichtte ingenieur Conrad, die met het onderzoek was belast, aan hoofdingenieur Ferrand, dat het kerkbestuur ten genen dele overdreven had; dat het gebouw aan inundatie (onder water lopen) bloot stond, in zeer slechte staat verkeerde en veel te klein was voor de – naar opgave van het kerkbestuur – circa 200 kerkgangers.

Afbeelding: Bouwtekening van het nooit uitgevoerde oorspronkelijke ontwerp voor de O.L.V. Kerk van Renkum. Het ontwerp was gemaakt door opzichter Fijnebuik maar werd vanwege de kosten niet uitgevoerd. (Tekening: Collectie Mevr. Wildeman – van Schijndel).

Conrad achtte de bouw van een geheel nieuwe kerk op een andere plaats gewenst: op een voor hoogwater vrij terrein, dat volgens het kerkbestuur wel aan of bij de straat van Arnhem naar Utrecht te verkrijgen zou zijn (6). Per Koninklijk Besluit van 13 juni 1837. no.31, werd een subsidie van fl.6000,- toegekend.

Vervolgens werd door het kerkbestuur een verzoek ingediend bij de kerkvoogdij van de N.H. Gemeente te Renkum, om een stuk grond te verkopen tegenover hotel Campman, gelegen aan de straat van Arnhem naar Utrecht. Hierop werd goedgunstig beschikt, maar met de overweging: liever de Roomsen met de kerk daar dan elders, waar wij het misschien minder prettig zouden vinden; de eucumene was in die dagen nog ver te zoeken.

De oorspronkelijke bouwtekening voor de nieuwe kerk werd op 30 oktober 1836 vervaardigd door opzichter Fijnebuik en begroot op fl.10.304,-. Het ontwerp werd echter vanwege de te hoge kosten niet uitgevoerd. Er kwam een nieuw ontwerp zonder luxe elementen.

Deze tweede aanbesteding vond plaats op 5 april 1838, andermaal bij G. Bakker uit Lent, nu voor fl.7490,-. Op 7 december 1839 kon ingenieur Conrad aan hoofdingenieur Ferrand berichten, dat de nieuwe bijkerk in Renkum was voltooid. Het kerkje werd op 29 september 1840 ingewijd. Daarover schreef’De Godsdienstvriend ‘het volgende:

“Den 29 Sept. 1840. Heden vierden de Roomsch Catholijken dezer gemeente een feest van godsdienstige vreugde. Ons nieuw kerkgebouw, hetwelk onder beleid van onzen geestelijken herder den Weleerw. Heer J.A. Taabe is opgerigt, werd op dezen dag plegtig ingewijd door den Hoogeerwaarden en Zeergeleerden Heer M. Terwindt, Aartspriester van Gelderland, geadsisteerd door een tiental geestelijken. Na de inwijding celebreerde Zijn Hoogeerw. eene solemnele (zeer feestelijke) Hoogmis, in welke adsisteerden als index de Weleerw. Heer H. Puttees, pastoor te Driel, als diacon de Weleerw. Heer E.T. Hubert, pastoor van Indoornik, als subdiacon de Weleerw. Heer W. Versteeg, kapellaan te Zieuwent, als acolythi (misdienaars), de Weleerw. Heer J.A. Taabe, pastoor te Wageningen en Renkum, met deszelfs kapellaan de Weleerw. Heer F.W. Fornier. De Eerw. en Zeer geleerde Heer N. Arnts, hoogleeraar der wijsbegeerte op het seminarium te ’s Berg, beklom den kansel, van waar hij, naar aanleiding der woorden ‘Ik heb mij verblijd in hetgeen mij is gezegd: wij zullen ingaan in het huis des Heeren’. Ps. 121, tot ware stichting en groote voldoening van allen die tegenwoordig waren, eene treffende en zeer doelmatige leerrede uitsprak, krachtig wekte hij zijne hoorders op tot de gevoelens welke onze bezorgde Moeder de H. Kerk, bij dergelijke gelegenheden in hare kinderen wenscht te verlevendigen, en betuigde uit aller naam onzen opregten dank aan Z.M. den Koning, die wel gewild heeft ons door buitengewoon milde bijdragen in het oprigten van ons Godshuis bij te staan; aan onzen waardigen geestelijke herder en aan de kerkmeesters wier onvermoeide ijver het kerkgebouw begon en voltrok, aan onze protestansche medeburgers, die op verschillende wijze onze onderneming hebben ondersteund, en verder aan al degenen, die hierbij iets ten onze diensten hebben bijgedragen.

De plegtigheid werd door een welluidend koor verhoogd, en door een Te Deum (zege- en dankhymne) gesloten, waarna de Weleerw. Geestelijkheid benevens de burgerlijke authoriteiten van Renkum een vrolijk maal hebben genoten in het welbekende logement van den Heer W. Offenberg, den Vergulden Bok.” (7).

In zijn aardrijkskundig woordenboek beschreef Van der Aa het kerkje als een klein en net gebouw, met een smal en vierkant klokkentorentje op de voorgevel en voorzien van een orgel. Goossens wist ons in de Gelderse Volksalmanak van 1867 nog te vertellen, dat het kerkje in het bezit was van een welluidend orgel en een sierlijk altaar, terwijl de wanden prijkten met voorstellingen van het laatste lijden en sterven van Jezus. Waarschijnlijk bedoelde hij daarmee de kruiswegstaties, want uit een secreet (document), dat nog te vinden is in het parochie archief van Sint Jan te Wageningen, blijkt, dat hier in 1851 de kruisweg is opgericht. Intussen bleef de in april 1875 zelfstandig geworden parochie gestadig groeien; het jaar 1875 werd begonnen met 465 communicanten. Dit aantal was in 1887 uitgegroeid tot 580. Langzamerhand werd het kerkje te klein.

In de Wageningse Courant van 7 april 1881 deelde het R.K. Kerkbestuur te Renkum per advertentie mee, dat het voornemens was op woensdag 20 april 1881, des namiddags ten één uur, in het logement van H. Campman aldaar aan te besteden het bouwen van een priesterkoor en sacristij bij de bestaande kerk. Bestekken a fl.1,- waren te verkrijgen in de boekhandel Wed. J.R. van Rossum te Utrecht en inlichtingen bij den architect A. Tepe, Maliebaan, Utrecht.

Bij de aanbesteding bleek, dat er drie biljetten waren binnengekomen. De laagste aanbesteding was begroot op fl. 10.999,- en kwam van W. Bloem. Omdat het boven de begroting was, werd het hem niet gegund. Op 9 juni 1881 werd de tweede aanbesteding toegekend aan Th. Bos in compagnie met A. Runderkamp voor fl.8420,-.

Voor deze klus werd, via een advertentie in de Wageningse Courant van 30 juni 1881, door A. Runderkamp gevraagd, naar 5 bekwame metselaars, die voor een geruime tijd werk en hoog loon terstond aan de slag konden.

De kerk werd niet alleen vergroot, maar kon ook door verschillende schenkingen en giften worden verfraaid. De witte muren werden in oktober 1883 op keurige smaakvolle wijze gepolychromeerd (met verschillende kleuren beschilderd). De naakte witte muren ondergingen daardoor een voor het oog aangename gedaante verwisseling (8).

In januari 1885 schonk een dienstbode van haar zuur verdiende spaarpenningen een massief zilveren schaal met ampullen en kon door de mildheid van een andere parochiaan een nieuwe vloer in de kerk worden gelegd. Het kerkgebouw kon door deze schenkingen weder aanmerkelijk worden verfraaid (9).

Het aantal praktiserende gelovigen bleef groeien en langzamerhand begonnen de parochianen verlangend uit te zien naar een groter en moderner kerkgebouw.

Dit wordt heel begrijpelijk, als men het volgende artikel uit de Wageningse Courant van 23 november 1892 leest.

“In de katholieke kerk te Renkum viel verleden zondag tijdens de morgendienst, terwijl veel kerkgangers zich voor de communiebank bevonden, deze (bank) met een vreselijk geraas ineen en lag in duizend stukken op de grond. Dit ongeval, waarbij echter geen mensch letsel bekwam, verstoorde de godsdienstoefening. De bank, een waar sieraad van terracottawerk, was een geschenk van een der lidmaten.”

De eerste stap in de goede richting kon worden gezet in 1900 bij het 25-jarig bestaan van de parochie; bij deze gelegenheid werd het kerkbestuur een grote som geld aangeboden voor de bouw van een nieuwe kerk. Ongetwijfeld heeft pastoor van Leeuwenberg, de eerste pastoor van de sinds april 1875 zelfstandige parochie Renkum, met vreugde die royale gift in ontvangst genomen, maar hij stierf nog aan het eind van hetzelfde jaar.

Zijn opvolger, pastoor van Laarhoven, heeft de eerste voorbereidingen voor de bouw van de nieuwe kerk getroffen, maar noch hij noch zijn opvolger, pastoor van Leer, hebben de bouwplannen kunnen verwezenlijken. De eerste niet, omdat hij in 1908 naar Olburgen vertrok, de tweede niet omdat hij in 1916 overgeplaatst werd naar Wijk bij Duurstede.

Na zijn komst, in mei 1916, zette pastoor Wolters, de opvolger van pastoor van Leer, zich onmiddellijk aan het werk. Reeds in 1917 kocht het kerkbestuur van weduwe Ploem-Oorthuis het landgoed Lemgo en in 1920 het landgoed Ewilca, zodat het dan de beschikking heeft over een bouwterrein van ruim 5,5hectare. Met een lening van fl.70.000,-, een ruime gift van Mevr. van de Wetering en de wekelijkse bijdragen, die dankzij de onvermoeibare ijver van vele zelatrices (ijveraarsters) per jaar fl.4000,- opbrachten, gelukte het pastoor Wolters om een gezonde financiële basis te leggen, waarop kon worden voortgebouwd.

In 1920 werd architect Jos Cuipers uit Roermond opdracht gegeven om een voorlopig ontwerp te maken voor een kerk, dat voor uitbreiding vatbaar was. Dit werk verliep zo voorspoedig, dat in augustus 1922 de bouw kon worden aanbesteed en gegund aan de laagste inschrijver, G. Nollen uit den Haag voor de som van fl.97,650,-. Op maandag 11 september 1922 werd de eerste spade in de grond gestoken en precies eenjaar later, op 11 september 1923, heeft de aartsbisschop van Utrecht de nieuwe, in neo-gothische stijl, gebouwde kerk geconsacreerd (ingewijd) en de plechtige pontificale mis opgedragen.

Na de plotselinge dood van pastoor Wolters, op 2 oktober 1946, kwam pastoor Jansen.

Bij zijn aankomst vond hij hier een kerk die, in de winter van 1944 / 1945, door het oorlogsgeweld zwaar was geteisterd. Hij spaarde kosten noch moeite om de kerk in de oude luister te herstellen en dankzij de vrijgevigheid van de parochianen slaagde hij daarin uitstekend.

Achtereenvolgens werd de kerk verrijkt met een nieuw orgel, gebouwd door de Fa. Verschueren Heijthuijsen; nieuwe gebrandschilderde ramen in het priesterkoor uit het atelier “Doorwerth” van Jhr. Van Nispen tot Pannerden; een nieuw tabernakel en monstrans van gebr. Roosmalen te Utrecht, aangeboden door de parochianen bij het 50-jarig bestaan van de parochie in 1925; een nieuwe geluidsinstallatie, aangeboden aan pastoor Jansen bij zijn zilveren priester feest.

Bovendien kreeg iedere console geleidelijk aan, dankzij de milde giften van organisaties en particulieren, zijn heiligenbeeld.

Pastoor Jansen zou blij geweest zijn, dat de beeldenstorm, die de laatste decennia in veel rooms katholieke kerken heeft gewoed, aan de kerk van Renkum is voorbijgegaan.

Pastoor de Jong, die in november 1954 pastoor Jansen opvolgde, kwam voor een heel andere taak te staan. De vernieuwing van de Misliturgie vroeg om vernieuwing van het priesterkoor en wel zó, dat het in alle opzichten beantwoordde aan de Eucharistieviering ‘nieuwe stijl’.

Dat ook de parochianen dit begrepen, hebben zij getoond door in een week tijd ruim 20 duizend gulden bij elkaar te brengen, om deze kostbare vernieuwing mogelijk te maken.

Vanaf dat ogenblik was er op initiatief van kerkbestuur en parochieraad door allerlei commissies en instanties net zo’n ijver en zo’n aanstekelijk enthousiasme gewekt, dat op 23 december 1967 de eucharistie gevierd kon worden in een verruimd priesterkoor aan een echt altaar. Bij deze gelegenheid werd de kerk ook verrijkt met een nieuwe verlichting en een nieuwe geluidsinstallatie (10).

In oktober 1972 werd pastoor de Jong opgevolgd door pastoor Nijhuis. Ook deze pastoor heeft zijn steentje bijgedragen tot verfraaiing van het kerkgebouw.

Begin 1985 maakte een trouwe kerkganger pastoor Nijhuis opmerkzaam op het feit dat zijn kerk zonder naam door het leven moest gaan. Tevens gaf hij de praktische raad de boog boven de kerkingang te gebruiken voor het plaatsen van een “naambord”. Wie deze parochieherder heeft gekend, weet dat hij een dergelijke goede suggestie niet zonder meer naast zich neer zou leggen. De financiën vormden in dit geval niet het hoofdprobleem. Wel, wie in de parochie dit idee gestalte kon en wilde geven.

Pastoor Nijhuis zocht en vond een parochiaan, “een stille in den lande” die met groot gevoel voor dit soort zaken en bedreven in het hanteren van een steekbeitel, bereid was pro deo dit naambord te maken.

Van Amerikaans eikenhout werd een passende boog gemaakt. De houtsnijder, Piet Helleman, werd daarbij geholpen door Johan Veldhuizen uit Renkum. Met vakmanschap werd de naam: “Onze Lieve Vrouw ten Hemelopneming” in het hout uitgestoken. Om de naam goed leesbaar te laten zijn, werden de letters rood geschilderd. Op zaterdag 22 maart 1986, kreeg de door Jos Cuijpers uit Roermond ontworpen kerk, na meer dan 60 jaar, een zichtbare naam (11).

Het spreekt vanzelf dat, in de loop der eeuwen, ook in het dorp Renkum een belangrijk deel van het parochieleven zich in en om de parochiekerk heeft afgespeeld.

Bronnen:

1 J.W. Oostveen, Velua Catholica dl.II pag.9.

2. J.W. Oostveen, a.w. dl.II pag.75/76.

3. E.J. Demoed: Van een groene zoom aan een vaal kleed. pag.243/245.

4. G. Goossens: Gelderse Volksalmanak 1867, pag.135.

5. Request aan de Koning, juni 1836, bijlage bij RW 202:247.

6. Brief van ingenieur naar hoofdingenieur 5-11-1836, RW 41:650.

7. De Godsdienstvriend door J.G. Le Sage ten Broek, dl.45 1840, pag.251/252.

8. Neder – Veluwe van 18 oktober 1883.

9. Neder – Veluwe van 1 januari 1885.

10. Pastoor A.B. de Jong, verzameling aantekeningen.

11. A.G. Steenbergen, Archivaris Katholiek Wageningen.

Travelers’ Map is loading…
If you see this after your page is loaded completely, leafletJS files are missing.

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *