Het Renkumse veer
home
Een verzameling verhalen over het Renkumse veer.

bijgewerkt maart 2019
Toon Niels, Veerman

Het is vrijdag 31 mei 2013. Over 1 week moet dit Genootschapsblad bij de drukker liggen. Ik zit met Jeroen in de tuin met zijn notebook op schoot voor het laatste artikel. Hij publiceerde in ons vorige nummer al een artikel over het Renkumse Veer in het laatste oorlogsjaar. Vorige week meldde hij plotseling, dat er binnenkort een boekje gaat verschijnen van zijn hand en dat het gaat over zijn grootvader Toon Niels, de Veerman. Of ik er iets over in de Echo's wil schrijven. Ik ben direct nieuwsgierig. Laat maar lezen”, zeg ik. Hij: “Dat zal nog niet gaan. Ik wil eerst de drukproef nog controleren.” Hij verzekert me dat het binnen een week klaar is en dat de prijs dan ook bekend zal zijn. We spreken af, dat ik het bij mij thuis mag lezen op zijn computer. Het zal een klein boekje worden: ca 70 pagina's in A5 formaat.
Er zijn 7 hoofdstukken. Het begint natuurlijk met het leven van Toon en zijn familie. Hoofdstuk drie beschrijft de herinneringen van een flink aantal mensen aan de pont en aan Toon. Samen geven de verhalen een goede sfeerbeschrijving. Arthur Mahler valt op door zijn naam. “Ja”, zegt Jeroen, “En hij is nog musicus ook”. Wim Snoeks naam valt me op: Hij doet ook zijn verhaal. Jan van de Bovenkamp was waarschijnlijk graag veerman geworden. Hij weet echt het naadje van de kous. En dan valt ook het prachtige proza van Toon Hoefsloot op. Mooi wel, maar de man begreep geen snars van de werking van een gierpont.
Aandacht is er ook voor het ouden van dagen huisje, dat aan het einde van de veerweg stond. Compleet met foto's en de mannen in het huisje.

In actie!
Tot slot is er nog aandacht voor de geschiedenis van de pont na het tijdperk Renkum. Ze heeft nog op twee plaatsen verder gediend. Jeroen wil geen documentalist genoemd worden, maar hij vermeldt zijn bronnen heel compleet. Jammer, dat het boekje ondanks haar boeiende inhoud in een klein lettertje is gedrukt. Het zal in beperkte oplage worden gedrukt en gaat Є 15,95 kosten. In eigen beheer wordt het uitgegeven.

P. Halberstadt

Uit: Echo's van zes dorpen; 2013 - 2

boek Renkums veer, Jeroen Niels
Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie. Tekst grotendeels:  Jeroen Niels

Het Renkumse Veer was een veerdienst die tot 1973 het Betuwse dorp Heteren verbond met Renkum. Komend vanuit de Betuwe gaat men vanaf de Randwijkse Rijndijk de Renkumse Veerweg op. Ter hoogte van het nog steeds bestaande veerhuis uit 1912 (particulier bezit) is nog een deel van de oorspronkelijke veerstoep te zien. Aan de Renkumse kant kon men in vroeger tijden het veer bereiken via de Veerweg. Deze liep vanaf de Dorpsstraat naar het zuiden, richting de Neder-Rijn. Een groot deel van de oorspronkelijke Veerweg is inmiddels verdwenen. De veerstoep is wel bewaard gebleven en ligt tegenwoordig achter het terrein van papierfabrikant Parenco (tot 1981 Van Gelder Papier) en is niet vrij toegankelijk. Vanaf 1 juli 2015 wordt er weer een veerverbinding tussen Heteren en Renkum onderhouden. Deze veerverbinding heeft vooral een toeristisch en recreatief karakter.

Vroege jaren, het voetveer
Op 3 november 1796 koopt de familie Lippits bij een openbare verkoop het volledige eigendom van een gedeelte van de Langeweerd, vallend onder het kerspel Randwijk. De koop bestaat uit een hofstede, weideland en rijsweerd, bekend onder de naam “het Renkumsche Veer”. De verkoper van deze grond is Anton Aloys van Hohenzollern-Sigmaringen, graaf Van den Bergh (1762-1838). Derk, Sander, Jan, Dorothea en Willemina Lippits worden ieder voor een vijfde deel eigenaar van de grond. Uit 1798 is een transportakte bewaard gebleven waaruit blijkt dat zij tot het moment dat zij de gronden kochten al het veerrecht uitoefenden als (erf-)pachters van de graaf Van den Bergh. Hoe de graaf aan het veerrecht is gekomen is onbekend. Wellicht is hij op een goede dag een veer begonnen, zonder toestemming te vragen aan de Gelderse vorsten, die eigenaar waren van de door hun territorium lopende rivieren. Na het overlijden van de laatste van de vijf eigenaren, Sander Lippits op 6 januari 1828, erft Rut Lippits twee derde van de kavels en onroerende goederen. Op 8 februari 1837 koopt de burgemeester van Heteren, mr. Steven Roes, deze grond over van Rut. In de akte die hierbij is opgemaakt is ook te lezen dat bij deze koop het recht van overvaart wordt verworven. Het resterende derde deel is op dat moment in eigendom van de Rooms-Katholieke Kerk van Heteren. De situatie blijft onveranderd tot op 30 april 1842 de gehele grond wordt verkocht aan de heer Jan Boll († 1887). Hij is timmerman in Renkum en woont aldaar in een hofstede in de Dorpsstraat. Ook de Kerk, die voor een derde deel eigenaar is van de grond wordt in deze koop vertegenwoordigd door mr. Steven Roes.

Om het veerrecht te kunnen uitoefenen, moest de veerman ook aan de Renkumse zijde over een ligplaats beschikken. Het gebied dat hiervoor in aanmerking kwam was de Renkumse Mark[4]. Vanaf de Dorpsstraat liep er een weg dwars door de Meent naar de ligplaats. Deze weg heette de Meentweg of Markweg. De ligplaats was eigendom van de Mark van Renkum. Al uit 1731 is een schriftelijke bron te vinden waarin staat dat de rentmeester van de Mark 1 gulden pacht heeft ontvangen van Rutgerus Lippits.[5] Tussen 1743 tot 1748 wordt Rutgerus opgevolgd door zijn weduwe, Catharina Vehlen met wie hij reeds in 1728 was getrouwd. In de periode dat Catharina erfpachter was aan de Renkumse Mark werd het eenvoudige "veerschuytje" vervangen door een "veeraak". Mogelijk dat deze vorm van vervoer tot 1862 heeft geduurd. Ergens tussen 1784 en 1786 werd Catharina opgevolgd door haar oudste zoon Derck Lippits (dezelfde Derck die samen met zijn broers en zusters in 1798 een gedeelte van de Langeweerd koopt) die tot 1807 veerman blijft. De laatste erfpachter uit het gezin is Derck's jongere broer, Sander Lippits, het jongste kind uit het gezin van Rutgerus en Catharina. In zijn testament, opgemaakt op 24 januari 1822 noemt hij zich "veerman op het Renkumse Veer". In datzelfde jaar voldoet hij zijn erfpacht voor 16 jaren tegelijk. De erfpacht gaat na zijn overlijden over op Rutger Lippits, die in het testament uit 1822 nog wordt aangeduid als "veermansknecht voor het Renkumse Veer". Het eigendomsrecht van het Renkumse Veer blijft tot 1837 bij Rutger Lippits. In dat jaar wordt mr. Steven Roes eigenaar van het Renkumse Veer. Rutger blijft echter de veermanstaak vervullen, maar nu onder Roes. In 1843 beginnen de erfpachtbetalingen van Jan Boll, die tot op dat moment al als veerman actief is. Zoals we eerder konden lezen had hij reeds op 30 april 1842 de gronden aan de Heterense kant gekocht van mr. Steven Roes, waardoor hij nu aan beide zijden van het veer grond en goederen had verworven. Op 11 maart 1845 krijgt Jan Boll toestemming de Meentweg op te hogen. Ook de kop van deze weg, waar de ligplaats zich bevindt, wordt extra opgehoogd. Hier worden een pakhuis en een woning gebouwd. De bouw van deze panden wordt aanbesteed aan A. Boll uit Renkum.

Volledig overzetveer
Op 9 april 1862 wordt per Koninklijk Besluit aan Jan Boll concessie verleend tot 'verandering van het voetveer in een pontveer te Randwijk'. Precies 10 dagen later, op 19 april 1862, vaart een houten gierpont tussen Heteren en Renkum. Karren en rijtuigen kunnen nu ook worden overgezet. Er is vanaf die datum dus spraken van een volledig overzetveer.

Nu we hebben gezien hoe Jan Boll erin slaagde aan beide kanten van de Rijn grond te krijgen en tevens als veerman het veerrecht pacht, wordt de situatie overzichtelijker. Jan Boll huwt Hendrika Jansen. Zij krijgen samen ten minste 2 kinderen. Arnoldus Andreas Boll sterft echter al op 23 januari 1861 in Heteren. De dochter van Jan en Hendrika, Elisabeth Hendrika Boll, trouwt op 5 mei 1887 met Gerhard Leopold Arnold van den Bergh (1862-1933). Zodoende komt het Renkumse veer en daarbij behorende bezittingen in bezit van de familie Van den Bergh. In de lange tijd dat Gerhard het veer exploiteert gebeuren een aantal zaken die noemenswaardig zijn. Zo is er op 3 januari 1903 brand geweest in de woning en het aanliggend pakhuis. In 1911 wordt een begin gemaakt met de bouw van de fabriek Renkum II door Van Gelder en Zn. De oude hofstede in Heteren wordt in datzelfde jaar door brand in de as gelegd. Met de stenen die uit deze brand vrijkomen wordt in 1912 op dezelfde plek een nieuw herenhuis gebouwd en er tegenover een huis voor de eerste veerman. In 1920 wordt de houten pont vervangen door een nieuwe en grotere pont uit Wageningen. Deze pont wordt gebouwd in de gemeentelijke scheepswerf, toentertijd geëxploiteerd door de gebroeders Van Rijswijk. Bovendien heeft deze pont een stalen kiel. Een hele vooruitgang dus. Vooral de mensen uit de Betuwe die de jaarlijkse bloesemprocessies naar de Mariakerk in Renkum ondernemen, vormen één van de drukste dagen van het jaar voor het veer.

Renkum veer
Wanneer Gerhard op 28 april 1933 overlijdt, neemt zijn zoon Jo (Joseph Henricus Maria) van den Bergh (1902-1975) de exploitatie van het Renkumse veer over. Zijn broer Jan (1895-1971) en zus Anna (1888-1977) werden via een maatschap mede-eigenaren van het veer, maar na de dood van Gerhard, werd vastgelegd dat Jo het veer zelfstandig kon exploiteren. Jo trouwt op 30 juli 1929 Jos (Josephina Maria) Huinck (1908-1991). In 1935 wordt een nieuwe pont aangekocht, uit Zaltbommel. Wanneer daar in 1933 de Waalbrug in gebruik wordt genomen, is de pontverbinding over de Waal niet meer rendabel. Het is daarom dat het wordt verkocht aan het Renkumse veer. Deze pont is nog groter dan de vorige, waardoor nog meer voertuigen kunnen worden overgezet. Wanneer in 1940 de oorlog uitbreekt heeft het veer in eerste instantie niet erg veel last van het oorlogsgeweld. Maar deze situatie verandert wanneer in september 1944 de oorlog ineens heel dichtbij komt. De Rijn wordt frontlinie, waarbij de Duitsers op de Veluwezoom posities hebben ingenomen en de geallieerden inmiddels de Betuwe hebben bereikt. Het veer vormt tot december een strategische rol; Duitsers proberen via de pont zwaar materiaal over te zetten en zo een bruggenhoofd te vormen. Op 2 december steken de Duitsers bij Elden de Rijndijk door. In de dagen die erop volgen loopt een groot deel van de Overbetuwe onder water. De geallieerden zien zich genoodzaakt de posities bij Heteren en Randwijk te verlaten, waardoor de veerverbinding haar rol verliest. Niet veel later moeten de kabels van het veer zijn losgesneden, waardoor het vaartuig stroomafwaarts drijft. Het gebied blijft echter frontlinie en de beschietingen houden tot april 1945 aan. Ook het veerhuis krijgt het zwaar te verduren en zit vol met kogelgaten. Het wordt na de oorlog gepleisterd. Na de oorlog blijkt dat de reservepont is afgezonken in de haven van de fabriek van Van Gelder Papier. Het kan snel weer in de vaart worden genomen. De andere pont wordt teruggevonden onder de vernielde spoorbrug bij Rhenen. Na een uitvoerige reparatie bij de Arnhemsche Stoomsleephelling Maatschappij (ASM) wordt de pont weer terug in de vaart genomen.

Als gevolg van de bouw van de Rijnbrug bij Heteren loopt het aantal mensen die het veer gebruiken snel terug. Het exploitatietekort liep in enkele maanden enorm op en er worden geen mogelijkheden gevonden deze aan te vullen. Nadat het veer in juni 1973 werd gestremd, was er nog hoop tot probleem te kunnen oplossen. Maar toen de zaak -welke tot aan de Tweede Kamer aanhankelijk was gemaakt- niet werd opgelost werd de veerdienst opgeheven. De pont werd in het voorjaar van 1975 verkocht aan Rijkswaterstaat om dienst te gaan doen op de Bergsche Maas tussen Bern en Herpt.

Toeristisch en recreatief veer
Vanaf 1 juli 2015 wordt weer een veerverbinding tussen Heteren en Renkum onderhouden. Deze verbinding wordt geëxploiteerd door Recreatieschap Uit®waarde. Het gaat hierbij om een fiets- en voetveer. De verbinding wordt onderhouden door een motor aangedreven pont, gebouwd in 1989, waarmee maximaal 12 passagiers kunnen worden overgezet.

Renkum veerhuis
Renkum Veerweg huis van van Rijswijk vh veerhuis bij de veerstoep van het Renkumse veer Nov 1984 Collectie Fien Bos
Het Renkumse Veer in het laatste oorlogsjaar

In dit artikel neem ik u mee naar het Renkumse Veer in het laatste oorlogsjaar. Het Renkumse Veer was in die tijd een belangrijke noord-zuid verbinding met de Betuwe. Het veer werd geëxploiteerd door Jo van den Bergh (1902-1975). Hij woonde in het veerhuis aan de Betuwse kant van het veer. Het huis werd al snel door de Wehrmacht gevorderd. Ze
controleerde wie er over het veer ging en of de ‘sperrstunde’ werd nageleefd. Bij de veerstoep stond een bord met de tekst “Ohne Ausweis Kein Durchgang!”

Renkum veer

Ook hadden de Duitsers er een steunpunt gevestigd met een mitrailleursnest. Van tijd tot tijd werden de militairen op dit steunpunt vervangen. De laatste groep voor het begin van de geallieerde luchtlandingen bestond uit Poolse manschappen die gedwongen waren in de Wehrmacht te dienen. Zij stonden onder bevel van een 27-jarige Duitse commandant.

De Britse posities bij de steenfabriek, 17 en 18 september...
Over de slag om Arnhem zijn veel boeken verschenen. Zo ook over het 1st Battalion The Border Regiment, dat na de landingen richting Renkum trok en daar posities innam rond de steenfabriek Ariëns. Na de landing rond 13.15 uur die middag, betrekt No.12 Platoon van ‘B’ Compagnie stelling rond de veerstoep van het Renkumse Veer. Het peloton bestond uit ongeveer 35 manschappen en stond onder bevel van Lieutenant Arthur Royall. De positie waar Royall en de andere pelotons van ‘B’ compagnie stelling namen, zijn aangegeven op een luchtfoto van het gebied. De manschappen van No.12 Platoon hadden zich vergezeld van ten minste twee Nederlandssprekende personen. De eerste was de heer Brauns. Hij was functionaris bij Van Gelder Papier en lid van de ondergrondse in Renkum. Ook de heer Pal vergezelde de militairen. Hij was leraar van beroep en sprak vloeiend Engels.

Het is zeer aannemelijk dat één van beide personen een sleutelrol heeft gespeeld bij een opmerkelijk incident dat al vrij snel nadat de Britten posities innamen, zich heeft afgespeeld. De heer Van den Bergh herinnert: “De luchtlandingen hadden plaatsgevonden. Op een gegeven moment stond aan de Renkumse kant bij het veer een aantal Engelse soldaten die in gezelschap waren van verzetsmensen. Deze riepen vragend naar de overkant of er Duitsers in het veerhuis waren.
Mijn vader heeft bevestigend geantwoord. Dan moesten die zich overgeven, werd gesommeerd. Toen mijn vader dat ging zeggen, besloten de Polen dat te doen. Ze hebben een wit laken aan ’n bezemsteel gebonden. Mijn vader heeft ze toen overgevaren.”
Ook Arthur Royall herinnert zich het incident en schrijft er het volgende over: “I ought to say that over this part of the River there was a ferry and there were twelve German soldiers guarding the ferry. Obviously members of an old soldiers’ battalion, they were all about 60. They surrounded within five minutes of our arrival so we didn’t have any troubles there, but the ferry could have been important.”
Ook de toen 24-jarige Sergeant Wilfred Oldham lag in positie bij de veerstoep. In tegenstelling tot zijn meerdere schrijft hij in zijn relaas dat het enige uren heeft geduurd voordat het garnizoen zich overgaf. Hij heeft het volgende over dit incident opgetekend: “A couple of hours after digging I shouted to my platoon commander, Lt A Royall, that the ferry was moving over to our side of the river. It came to a halt and I think German soldiers raised their arms and gave themselves up.”Niet het gehele garnizoen gaf zich zomaar over aan de Britten. Wat duidelijk het verschil aangeeft tussen de ‘Osttruppen’ die vaak tegen hun wil door de Wehrmacht werden ingelijfd, en de Rijksduitsers die niet bereid waren zich zonder slag of stoot over te geven. Gerhard van den Bergh vervolgt: “Op de vraag of ze dat allemaal waren, moest hij [zijn vader, Jo van den Bergh, red.] ontkennend antwoorden, want de commandant weigerde zich over te geven. Die was, met het huis als rugdekking,
naar de dijk gelopen.”
Na een nacht van vijandelijke beschietingen, ondersteund door mitrailleurs en mortieren ,verlieten de manschappen van ‘B’ Compagnie rond 14.00 uur op maandagmiddag hun posities. Onder druk van toenemende Duitse aanvallen en de angst afgesneden te worden van de hoofdmacht, zagen de Britten zich genoodzaakt hun mortieren en beide 6 ponder anti-tank kanonnen, genaamd ‘Ypres’ en ‘Somme’ op het terrein van de steenfabriek achter te laten.
In het archief van het Airborne Museum ‘Hartenstein; is een uitgebreide correspondentie uit 1994 bewaard gebleven tussen het museum en luitenant Arthur Royall. In deze correspondentie zet hij zijn bevindingen uiteen vanaf de aanloop naar de operatie tot en met zijn krijgsgevangenschap nabij Braunschweig in Saksen.
De Polen ten zuiden van de rivier, 22-25 september 1944.
In de middag van 21 september landden de Poolse parachutisten onder bevel van Major-General Stanisław Sosabowski even ten oosten van Driel. Onder hen ook de Captain J.J. Lorys, stafofficier bij het hoofdkwartier van Sosabowski. Hij vertelt:
“Those who landed moved to the River bank in preparation for the crossing. Patrols sent to find the ferry and to reconnoiter for suitable sites for crossing reported that there was no ferry. Dutch nationals met on the way informed them that the ferry had been put out of action in the early morning by the Germans. ”General Sosabowski’s main concern from this time onwards was to find some way of crossing the river”.  Rond 11.00 uur in de ochtend van 22 september onderneemt een detachement van de Poolse Parachutisten Brigade, ongeveer ter grote van een compagnie, een verkenning uit in de richting van Heteren. De groep stond op bevel van Lieutenant Albert Smaczny, van 8th Parachute Compagnie, 3rd Parachute Battalion. Een doel van deze verkenning was om te kijken in hoeverre de pontverbindingen die op de stafkaarten waren aangegeven nog in dienst waren. Mogelijk kon men zodoende de in het nauw gebrachte Britten in Oosterbeek te hulp schieten. Zij rapporteerden een veerpont die zich ongeveer 7 kilometer ten westen van hun posities zou bevinden. Het is zeer aannemelijk dat hier het Renkumse Veer wordt bedoeld. Dit was immers het dichtstbij gelegen veer, waarmee ook zwaarder materieel overgezet kon worden.

Op zondag 24 september vindt de beroemde bijeenkomst plaats in een appelboomgaard in Valburg, de ‘Valburg Conference’, zoals het later in Angelsaksische bronnen is gaan heten. Tijdens deze bijeenkomst, waarbij onder andere Major-General Sosabowski, Major-General Thomas en Lieutenant-General Horrocks de belangrijkste personen waren, zou het verloop van de operatie Market Garden, bepaald worden.

Sosabowski nam het initiatief door te opperen, dat alleen wanneer zijn Brigade samen met een complete divisie overgezet kon worden, het verloop van de strijd aan de noordoever van de Rijn nog ten gunste van de geallieerden kon worden gekeerd. De 43rd Wessex Division van Thomas zou hiervoor in aanmerking komen. De oversteek zou dan moeten plaatsvinden op drie, vier of zelfs vijf verschillende oversteekplaatsen ten westen van de Westerbouwing. Zonder twijfel kwam het Renkumse Veer hiervoor ook in aanmerking.

De bijeenkomst liep echter anders dan Sosabowski had gehoopt. Zijn plannen werden door de Britse bevelhebbers genegeerd. Er werd besloten diezelfde avond een oversteek te doen van 2 bataljons. Het 5th Battalion, The Dorset Regiment stak ter hoogte van de Westerbouwing de rivier over, geflankeerd door manschappen van de Poolse Parachutisten Brigade ter hoogte van de N.H. Kerk in Oosterbeek. Het geringe aantal manschappen dat die nacht Oosterbeek bereikten konden het verschil niet meer maken. De volgende nacht, van 25 op 26 september werd besloten de restanten van de eenheden die in Oosterbeek vochten terug te trekken naar de Betuwe.

De gevechten in de Betuwe, eind september - december 1944...
Hoewel de geallieerde met de evacuatie van de luchtlandingstroepen uit Oosterbeek het noordelijke bruggenhoofd verloren, gingen de gevechten in de Betuwe in alle hevigheid door. In de regenachtige nacht van 26 op 27 september ondernamen Duitse troepen een poging de rivier over te komen. Via het Renkumse Veer lukte het de Duitsers ongeveer 500
manschappen, anti-tank kanonnen en andere zware wapens over te zetten. Pas rond 02.45 uur kregen manschappen van de ‘A’ Squadron van de 43rd Reconnaissance Regiment door wat er onder hun neus gebeurde. Zij openden het vuur maar waren door de nachtelijke omstandigheden en regenval, in combinatie met hun lichte bewapening ten opzichte van de inmiddels sterk gepositioneerde Duitse troepenmacht, niet in staat de Duitsers te verdrijven. In de loop van de dag bezetten de Duitsers een deel van Randwijk.
Ook in de dagen blijven Duitse eenheden gebruik maken van het Renkumse Veer. Een bekend voorbeeld hiervan is een gebeurtenis dat zich een ruim een week later, op 5 oktober voordoet. De Britse troepen in de Betuwe zijn dan inmiddels afgelost door luchtlandingeenheden van E-Company, van de 506th Parachute Infantry Regiment, onderdeel van de 101st U.S. Airborne Division. Wanneer de Amerikanen in de ochtend van 5 oktober een verkenningsactie ondernemen in de richting van de rivier, ontdekken zij tot hun verbazing dat in de voorafgaande nacht ongeveer 200 Duitsers van de 363.Volksgrenadier-Divison vanuit Renkum is overgestoken en in positie ligt in de Randwijkse polder. Dat de Duitsers hierbij gebruikt hebben gemaakt van het Renkumse Veer is evident.
Op 28 november worden de Amerikaanse luchtlandingstroepen afgelost door Schotse eenheden van de 5th Battalion, The Seaforth Highlanders. Zij bezetten het gebied tussen Heteren en Randwijk. De strategische rol van het Renkumse Veer raakt echter uitgespeeld wanneer de Duitsers begin december de Rijn even ten oosten van de spoorbrug bij Elden doorsteken.
In allerijl worden de Schotse eenheden geëvacueerd. Wanneer het hoge water op 6 december ook Heteren en Randwijk bereikt, zijn eenheden van de 6.Fallschirmjäger-Division er snel bij en zenden met kleine bootjes patrouilles uit vanuit Renkum richting Heteren. Nog dezelfde dag meldden zij dat Lakemond, Randwijk en de steenfabrieken ten noordwesten van Heteren als “feindfrei”.

Over het Veer na de bevrijding...
Na de oorlog wordt de veerpont aangetroffen bij de opgeblazen spoorbrug bij Rhenen. De reservepont is afgezonken in de binnenhaven van Van Gelder Papier. Om de veerverbinding weer zo snel mogelijk in de vaart te nemen, wordt een roeiboot gebruikt. Omdat deze uiteraard een beperkte capaciteit had werden er door de Koninklijke Marechaussee vergunningen uitgedeeld voor mensen die gebruik mochten maken van het Veer. Ten minste één van deze vergunningen is bewaardgebleven. De pont werd naar de Arnhemsche Stoomsleephelling Maatschappij (ASM) gebracht. Ook de reservepont was licht beschadigt geraakt en moest worden opgeknapt. Na enkele weken van reparatie werd eerst de reservepont gebruikt voor de overtocht en toen ook de reguliere veerpont weer helemaal was hersteld was alles weer zoals het voor september 1944 altijd was geweest.

Renkum veer

Jeroen Niels

Uit: Echo's van zes dorpen; 2013 - 1
veer Renkum
Renkumse Veer in Nood krantenfoto 1972

Ansicht gelopen in 1959, coll Fien Bos
Oeververbindingen

uit Echo's van zes dorpen, jaargang 13, 2009 - 1

We komen op de plaats waar het Renkumse veer de Nederrijn bevoer. Als we aan de Heterense kant de Renkumse veerweg afrijden komen we uit bij het veerhuis, dat er nog steeds staat. Dit pand is schitterend opgeknapt en wordt nu bewoond door de dochter van de laatste exploitanten van het veer, de heer Van den Bergh.
Ook dit veer heeft een lange historie. In 1793 heeft een uitgebreide briefwisseling plaats tussen de eigenaar van het Lexkesveer en de gemeentebesturen van Wageningen en Heteren. Hierin beklaagt deze eigenaar, de baron van Lynden uit Hemmen, zich bij de lokale overheden over het feit dat de veerbaas van het Renkumse veer, Derk Lippits, met zijn aakpaarden, hoornvee en koren overgezet zou hebben. Hiertoe zou hij toestemming gekregen hebben van het gemeentebestuur. Volgens hem hadden deze rechten nooit aan het Renkumse veer verleend mogen worden.
Er werd in die tijd een verschil gemaakt tussen een voetveer en een pontveer. Het Renkumse veer was altijd een voetveer geweest en de rechten van een pontveer lagen naar zijn mening alleen bij het Lexkesveer. Na veel geharrewar werd er een akte opgemaakt waarin kwam te staan dat er bij het Renkumse veer alleen personen mochten worden overgezet, maar tevens dat de mensen die koren naar de molen in Renkum of Heteren wilden brengen om het te laten malen of zakken meel willen vervoeren daarin niet gehinderd mochten worden.
n 1862 begon het getouwtrek om de rechten opnieuw. De toenmalige veerbaas, Jan Boll, had van het bevoegd gezag vergunning gekregen om het voetveer te vervangen door een pontveer. En weer werden de rechten betwist door de eigenaar van het Lexkesveer. Juristen
schreven over en weer, en uiteindelijk kwam er het pontveer. Alleen de door Jan Boll voorgestelde tarieven gaven nog de nodige bedenkingen. Zo hanteerde hij voor personen
twee tarieven: één voor personen uit Heteren, Driel, Indoornik, Hemmen, Zetten, Renkum, Wageningen, Bennekom, Heelsum en Doorwerth en een hoger tarief voor alle anderen. Ook maakte hij verschillen tussen het overzetten van een groot en een klein varken, een ezel met last en zonder last enz. Na zonsondergang zouden de tarieven met de helft verhoogd worden en in de maanden december, januari en februari verdubbeld. Het gemeentebestuur adviseerde hem deze tarievenlijst sterk te vereenvoudigen.
In september 1944 moest de toenmalige exploitant, Van den Bergh, evacueren in verband met de oorlogshandelingen aan de Veluvvezoom. Toen hij na de oorlog met zijn gezin terug kwam waren zowel de pont als de reserve pont verdwenen. De laatste was gezonken in de haven van Van Gelder, de papierfabriek in Renkum, later Parenco nu Norske Skog. Hij bleek niet al te zeer te zijn beschadigd, en na een korte periode met een roeiboot mensen overgezet te hebben, kon deze vrij snel weer in de vaart worden genomen. De andere pont is teruggevonden in Rhenen, waar hij gezonken lag onder de ingestorte spoorbrug. Hij bleek dermate beschadigd, dat deze, nadat hij gelicht was, naar de Stoomsleephelling Prins in
Arnhem moest worden afgesleept om opgeknapt te worden. Toen in de beginjaren 70 de brug over de Nederrijn klaar was, betekende dit het einde van het veer. Het werd in 1974 definitief uit de vaart genomen.

Bron: Op l januari 2001 werd de nieuwe gemeente Overberuwe gevormd. Ter gelegenheid daarvan kreeg de bevolking het boekje: Driel, Heteren, Randwijk gratis aangeboden. Daaruit is dit een verkorte tekst.
De Rijnoever

uit Echo's van zes dorpen, jaargang 13, 2009 - 1

Het was niet altijd rozengeur en maneschijn als door weersomstandigheden de rivier dichtgevroren zat of zijn overtollig smeltwater niet snel genoeg kon verwerken.
Men was dan afhankelijk van het openbaar vervoer over de weg die in sneltreinvaart het land veroverde door tram, trein en bus. Wat wel een klein voordeel was als de rivier dichtgevroren was, dat men over het ijs een Noord-Zuid-verbinding had, wat anders door de pontveren verzorgd werd. Tevens had men kans om op de ondergelopen en bevroren uiterwaarden te gaan schaatsen.
Normaal was men voor het Noord-Zuid vervoer aangewezen op de plaatselijke veren, om enkele te noemen: het veer De Preats, vervangen door de schipbrug te Arnhem. Drielse veer. Heterense veer, Renkumse veer.Lexkesveer en Rhenense veer.
In eerste instantie was dit met een roeiboot, later steeds vaker met een
gieipont, (uitgevonden door Prins Maurits, om troepen over te zetten) en nog weer later met de motorpont. Zo ging het ook met het Renkumse veer. Dat begon in 1742 via genoemde hofstede Het Renkumse Veer aan de zuidkant van de Rijn als een zogenaamd voetveer. Het werd verzorgd door de tam. Lippens tot 1804, daarna door de ram. Ockhorst tot 1842, die de verzorging weer overdroeg aan Jan Boll. Deze Jan Boll raakte bevriend met Koning Willem III en die verleende hem op 9 april 1862 een concessie om het voetveer om te zetten naar een pontveer. Het werd een gierpont waarop men met rijtuigen en wagens de rivier kon
oversteken. Ook werd de Meentweg verbreed (was een voetpad) en kreeg de naam Veerweg.
Die Jan Boll had een dochter Elisabeth. Zij trouwde met de heer G. v. d. Berg in 1887. Deze familie en hun nazaten hebben het Renkumse veer ruim 80 jaar onderhouden tot ongeveer 1968, toen de brug over de Rijn en de A50 werden opengesteld. Deze oeververbinding is van eminent belang geweest voor het openbaar vervoer tussen de Veluwe en de Betuwe, zowel voor het dorp

Renkum als de industrie.
Eerste kwamen er de steenfabrieken en na 1912 kwam de papierfabriek., waar veel Betuws personeel werkte. In en om het veer was voor 1940 veel bedrijvigheid. Veel schepen voerden
materialen af en aan voor zowel de steenfabrieken als de papierfabriek. Aan de Heterense kant de pakketdienst van Concordia en aan de Renkumse kant aan de loswal het lossen van zand en grind. In eerste instantie werd het zand en grind zo vanuit het schip zo los op de wal
gehesen, maar bij hoog water spoelde de Rijn het geloste zand weer weg, waarop men een stalen trechter op poten bouwde op voldoende hoogte. Zo werd het zandjn de trechter gehesen. Onderin de trechter zat een schuif. Als een vrachtwagen onder de trechter reed, werd de schuif opengetrokken en zo kon de vracht een stuk gemakkelijker geladen worden.
Het leed van wegspoelen was verleden tijd. Wat ik hierbij persoonlijk wil vernielden is dat mijn grootvader, Gradus van der Schouw met zijn zandschip Eben Haezer in de jaren 1900-1912 op diezelfde loswal zand voor het veer heeft gebracht.
De schoonheid van het dorp Renkum is gelegen in de kom van de Rijn, tussen het Heelsumse en Renkumse beekdal. Door de komst van de industrie heeft
het natuurschoon echter wel wat geleden. Als ik denk aan de mondingen van de beken in de uiterwaarden, waai' boven het moerasgebied de juffers zoemden en uit hogerop de koeien graasden, dan krijg ik heimwee. Maar juist door die industrie bleven de gevolgen van transport op eigen terrein niet uit. Vooral voor de steenfabrieken, die langs de Rijn werden gebouwd moest het materiaal, dus de klei, uit de uiterwaarden vervoerd worden met behulp van smalspoor. Vanaf de Noordberg (oude naam was Oordberg) is er langs de oever van de Rijn achter de kribben een zogenaamde zomerdijk. Daar lag de rails van het smalspoor. Getrokken door een stoondocomotiefje werd de klei op kantellorries naar de fabriek gebracht. Over het dijkje via de Jufferswaard. Nafabricage kwamen de gebakken steen dan op het zgn. tasveld te liggen voor transport. Dat transport werd dan veelal nog via zeilschepen (later motorschepen) gedaan door bemiddeling van de schippersbeurs aan de Veerweg en later de Melkdam bij Jan van Wamel.

Zo dacht de directie van Van Gelder en Zonen er ook over om zo'n afgegraven kleigat te benutten en bouwde in 1912 een nieuwe papierfabriek aan de Rijn en maakte van zo'n kleigat een haven voor de aanvoer van hout en kolen en transport van de rollen papier via het schip de Eendracht.
Op eigen terrein van de fabriek werd het transport van kolen voor de electriciteitscentrale vanuit het schip via het zgn 'luchtspoor" naar de centrale gebracht.
Het transport van de houten palen gebeurde via normaal smalspoor door palenlorries, getrokken door een elektrische tram en later door een diesellocomotief. Afvoer van afval en houtsnippers ging via de kantellorries via hetzelfde smalspoor naar het stortveld. Als jongetje van een jaar of 10 stak ik het spoor over bij de Veerweg en mocht ik een enkele keer meerijden, dat vond ik natuurlijk geweldig!

Nu heden 2009, is het de bedoeling om via de verlegde Veerweg weer een fets/voetveer in ere te herstellen. Als dit weer werkelijkheid word, kan men vanuit het doip via het Renkumse veer dan weer oversteken en via de oude steenfabriek Het Smalspoormuseum bezoeken. Hierna kan men via de Steenkuil (nu Renkumse Veerweg geheten) dan naai' de Rijdijk fietsen in oostelijke richting en via Heteren naai- het Drielse Veer, waar men vanaf de dijk een prachtig uitzicht heeft op de zuidelijk Veluwerand. Dat veer maakt dan de oversteek over de Rijn naar de Westerbouwing om door de bossen van Doorwerth en Heelsum weer terug te keren in Renkum. Tabaksvelden en zalmvissers zijn geweken voorde industrie De Rijn en Renkum zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden en men begint dit gelukkig nu in te zien om de natuur weer in oude glorie te herstellen. Niet alles is terug te draaien, en dat hoeft ook niet, maai' de beken zijn al gedeeltelijk hersteld. De Veerweg was lamgelegd, maar komt zeker weer tot leven als het Renkumse veer er weer mag varen.

Gerard van der Schouw

Bronnen:
F. Hellinga, Vereniging Oud Wageningen, nr 6-1994
Wes Beekhuizen, Groen was mijn dorp
John Bartels; Aanbiedingsvoorstel 2007, CDA gemeente Renkum
Norske Skog Parenco, stichting Papiermuseum Renkum/Heelsum
Geert Maassen, De Zuidzoom WV
Burgsteyn en Heyers, Sjouwen door Renkum
Interview: Jacques van den Berg

uit Echo's van zes dorpen, jaargang 13, 2009 - 2

Onze voorzitter Evert is bij Jacques van den Bergh op visite geweest om hem te interviewen over de pont. Evert bezocht Jacques van den Bergh en zijn vrouw op 29 april 2009 in
Rhederi, waar zij wonen. Jacques liet Evert een lijvig boekwerk zien, waarmee hij al heel
lang gepassioneerd probeert overzicht te krijgen in het reilen en zeilen van het gezin van zijn ouders, de kranten-artikelen, de foto's en de verslagen van feesten- en eetgelagen, die de
loop en het leven van Jacques familieleden hebben bepaald.

In ons eerste nummer van dit jaar hebben we al een artikel geplaatst met de naam "Oeververbindingen" Daarin wordt al verteld over de rechten en het getouwtrek over de rechten. Dat verhaal hebben we uit "Driel Heteren Randwijk", een boekje dat alle bewoners van de dorpen gratis hebben gekregen.

Het verhaal van Jacques van de Bergh, jongste zoon van de laatste pontbeheerder is nog wat gedetailleerder. Hij begint met de vermelding van de eerste berichten van een voetveer in 1742. Het was Rutger Lippits, die het voetveer en de hofstede "Het Rencumsche Veer" van J.G. Swaen pachtte. In 1804 komt het veer in bezit van de familie van Mevrouw Theodora Geertruida Ockhorst, die dan de echtgenote is van de burgemeester van Heteren, Mr Steven Roest. Op 30 april 1842 koopt Jan Boll, timmerman in Renkum, het veer met de hofstede en de landerijen van burgemeester Roest. Jan Boll raakt bevriend met koning Willem III, die wel eens aan de
Renkumse kant viste. Op 9 april 1862 verleent de koning hem concessie om van het voetveer een gierpont te maken. De zaak is al langer te water, want 10 dagen later op 19 april vaart de eerste houten gierpont tussen Heteren en Renkum.
De dochter van Jan Boll trouwt in 1887 met Gerhard Leopold
Arnold van de Bergh en dat konden we vinden in Genlias.
Voorafgaande aan het huwelijk heeft Jan Boll zich na jaren aanzien verworvan met de pont en de herberg. Zijn dochter Elisabeth trouwt met een burgemeesterszoon. Op de huwelijksakte staat als beroep van de vader aannemer, maar Pannerden was toen niet
groot. Het burgemeesterschap was een nevenfunctie.
Hoogtijdagen waren vooral de jaarlijkse bloesemprocessie, maar hun aandacht lag toch sterk bij de drukte in het grote gezin van hun broer.
Jo en Jos kregen uiteindelijk 11 kinderen en Jo was in zijn eentje al verantwoordelijk voor heel wat drukte met al zijn functies: Gemeenteraad, Pont, Papierfabriek, Kerk, het Wit-Gele Kruis en nog een aantal organisaties. In het begin was er ook nog het expeditiebedrijf.

Toen de veerexploitanten door kanalisatie en bruggenbouw het moeilijk kregen werd hij ook nog voorzitter van de "Vereniging van Eigenaren en Exploitanten van overzetveren in Nederland".

Jo stierf 2 jaar nadat de pont had opgehouden te varen. Of deze feiten verband houden met elkaar vraagt Jacques zich nog steeds af. In einde 1972 was de brug geopend. Jo had nog geroepen: "Ze redden het niet. Hij dondert in mekaar!" Op 13 juli 1973 om 17:00 was de laatste overtocht.
 Het veerhuis
In 1911 brandde de hofstede af. De oude hofstede had vooral als boerderij dienst gedaan. Na de brand kiest Gerhard voor een echt herenhuis. Dat kon beter dienen als veerhuis en herberg. Het veerhuis werd nieuw gebouwd en de stenen van het oude veerhuis werden deels verwerkt in het nieuwe huis van de eerste veerman.

Omdat er in de oorlog heel veel kogelgaten in waren geschoten, is het hele huis na de oorlog gepleisterd. Jacques: "Het huis was in tweeën verdeeld". "Aan de ene kant woonden wij met ons gezin: elf kinderen en onze ouders". "Aan de andere kant woonden oom Jan en tante Anna. Ze waren de broer en zuster van mijn vader en runden het café". Naast het huis stond stonden nog een huis: Van de Renkumse kant gezien stond rechts het huis van Toon Niels. Dat huis stond iets te laag. Toon had een hele hoge drempel voor de deur.Toch bleef het
daar bij hoog water niet altijd droog. Verschillende keren stond er 15-20 cm water in het huis en moest al het meubilair naar boven.
Het was natuurlijk wel heel veel bootje varen als de kinderen (Toon had er 7) naar school moesten. Aan de linkerkant kant woonden 100 meter verderop de twee andere veermannen: o.a. Toon Flipse en de reserveveerman Martin Taks.

Het veer
De houten pont werd in 1920 vervangen. Er was een nieuwe pont met stalen kiel gemaakt in Wageningen. Deze pont heeft dienst gedaan tot 1935. Hij werd toen vervangen door de pont van Zaltbommel. Die was groter.
In de tijd dat deze pont voor de overtocht zorgde werd er veel aan veranderd. Om efficiënter te kunnen overzetten werd het rijoppervlak vergroot. Eerst werd het pontwachtershuisje aan de zijkant van de pont bevestigd. Later werd de pont verlengd en voorzien van oprijplaten.

Toen het stuw in Driel was aangelegd werd de stroming aanmerkelijk minder als het stuw werd gesloten. Dan viel de stroming in de Rijn gedeeltelijk weg. Daarom werd er een Listerdiesel-motor gemonteerd om de voortbeweging te verbeteren. Dat probleem was er vroeger ook bij uitzonderlijk laag water, maar toen nam iedereen genoegen met wat vertraging. In 1917,1929, 1940, 1942,1947, 1954,1955, 1956 en 1963 vroor de Rijn
dicht. Dan waren er eerst een tijdje geen inkomsten, want dan ging de pont naar de haven. Het anker moest worden gelicht en ook de gierbootjes moesten uit de vaart.
Als dan de Rijn bevroor moesten de veermannen een pad over het ijs aanleggen. Dan had je tenminste nog wat inkomsten. Ze gingen dan met een hele lange paal op verkenning. Die paal moest ze redden als iemand door het ijs ging.

Wij hadden een enorme slee. Daar kon je met 8 man op. Dan vlogen we van de kant zo de Rijn op. Prachtig. Bij strenge vorst vormde zich op de bodem van de ondiepe delen van de
rivier grondijs, dat op een bepaald moment boven kwam drijven. Daardoor vormden zich schotsen van drijfïjs. Ze klonterden dan samen en werden dan zo groot, dat ze tussen de kribben beven steken. Zo kon de rivier in korte tijd volledig dicht schuiven met ijs. Voor het
bevaarbaar maken bij dooi werden ijsbrekers of springladingen gebruikt. Als bij dooiend weer de wind vat kreeg op het ijs kon de rivier uit zichzelf gaan "kruien" en kwamen de schotsen met donderend geweld in beweging.